Wetenschap is ook maar mensenwerk: een nieuw inzicht erkennen kost tijd

Nu het kabinet alle coronamaatregelen versoepelt en de aandacht richt op de lange termijn gaan talkshows vast uitgebreid het voorbije coronabeleid evalueren. En daarbij komt ongetwijfeld de vraag op tafel of het wel zo verstandig was om het beleid zo te laten leunen op de wetenschap. Want had het OMT er niet vaak naast gezeten? Met de verspreiding van het coronavirus, die ging eerst via de druppeltjes, toen wellicht ook door aerosolen, toen weer niet, en weer wel. En de mondkapjes, die waren nuttig, toen weer niet, toen wel, niet, dan toch in ieder geval grotendeels. Konden we wel vertrouwen op de wetenschap?

Jammer dat ze voor de talkshows Thomas Kuhn niet meer kunnen uitnodigen. De Amerikaanse natuurkundige en wetenschapsfilosoof, die later dit jaar zijn 100ste verjaardag gevierd zou hebben, legt in The Structure of Scientific Revolutions uit hoe wetenschap werkt. Niet hoe het hoort te werken, maar hoe het in werkelijkheid gaat. Hoe vooruitgang in de wetenschap vaak geleidelijk gaat, maar soms in sprongen. Die sprongen noemt hij paradigmaverschuivingen.

Paradigma’s zijn de modellen of theorieën waarvan wetenschappers uitgaan bij de opzet en interpretatie van hun onderzoeken. De grote lijnen, dat de aarde rond is en de zon heet, en de details, bijvoorbeeld dat virussen infecties kunnen veroorzaken. Deze paradigma’s zijn niet vaststaand, maar ze worden algemeen aanvaard totdat nieuwe observaties en nieuwe onderzoeken ze onder druk zetten. De wetenschappelijke ‘revoluties’, groot en klein, zijn de momenten waarop wetenschappers erkennen dat een theorie niet meer houdbaar is en er een nieuwe tegenover wordt gesteld.

Bewijs moet zich opstapelen

Maar, zo betoogt Kuhn, zo’n theorie gaat niet meteen overboord. Tegenstrijdige observaties en onderzoek trekken een theorie niet onmiddellijk in twijfel. Deze zijn namelijk op hun beurt zelden perfect en daardoor makkelijk te weerleggen en te negeren. Tegenbewijs moet getoetst en bevestigd worden in andere studies. Het bewijs moet zich opstapelen en de wetenschappelijke discussie overleven. En dat kost nu eenmaal tijd.

Daarbij is wetenschap ook gewoon mensenwerk. Het is een sociaal proces in een sociale omgeving. Onderzoekers werken vaak samen aan dezelfde uitdagingen en baseren zich op dezelfde paradigma’s. Op die paradigma’s worden onderzoekslijnen gebouwd en carrières gemaakt. Dat maakt het persoonlijk. Het erkennen van nieuwe paradigma’s betekent vaak ook realiseren dat je het in je eerdere werk bij het verkeerde eind had. De een heeft daar wat meer tijd voor nodig dan de ander. Daar gaat veel discussie overheen.

Tijdens de coronacrisis was goed te zien hoe bestaande consensus over de verspreiding en preventie van het coronavirus herhaaldelijk onder druk stond. Denk aan de discussie over de druppels en de aerosolen. De pandemie begon met de veronderstelling dat het coronavirus zich verspreidt via druppels. Deze veronderstelling heeft implicaties voor onderzoek naar de verspreiding van het virus, voor de modellering van het verloop van de pandemie, het beleid en de maatregelen voor de preventie. Als je ervan uitgaat dat de verspreiding via druppels verloopt, dan pleit dat voor de anderhalvemetermaatregel en het dragen van mondkapjes. Helpen die maatregelen dan onderschrijft dat de theorie. Helpen ze niet, dan worden de maatregelen niet goed genoeg nageleefd.

Verpleeghuizen en restaurants

Die druppeltheorie begon te wankelen toen zich besmettingen voordeden die hiermee niet te verklaren waren: in verpleeghuizen waar bewoners in aparte kamers verbleven en in restaurants waar mensen aan verschillende tafels dineer Deze observaties zetten de deur open naar mogelijke andere manieren van verspreiding, zoals de aerosolen, en daarmee naar andere consequenties voor onderzoek en beleid. Als je veronderstelt dat de verspreiding via aerosolen verloopt, dan heeft afstand houden weinig zin, maar wordt ventilatie belangrijk en kun je thuis beter niet te veel bezoekers ontvangen.

Dat het lang duurde voordat de druppeltheorie werd uitgebreid met aerosolen mag geen verrassing zijn. Een bestaand paradigma heeft draagvlak, een fundament, dat veeg je niet meteen van tafel na een paar onverklaarbare besmettingen. Die tegenstrijdige observaties moesten onderzocht en onderbouwd worden voordat ze de theorie over de verspreiding van het virus kunnen herzien. Zo werkt de wetenschap. Dat was niets nieuws.

Wel nieuw was dat de wetenschappelijke discussie veel aandacht kreeg in de kranten, praatprogramma’s en op de sociale media. Terecht, uiteraard, maar de discussie werd niet zozeer gevolgd en verslagen, maar vooral gevoerd en nieuwswaardig gemaakt. We zagen geen inhoudelijk en analytisch wikken en wegen van wetenschappers, maar vooral discusses tussen experts met kennis en ‘experts’ die met hun eigen theorieën twijfelen aan de onderbouwing van het coronabeleid. Daarmee deden de media de wetenschap geen recht. Het suggereert ten onrechte dat wetenschappers zelf die twijfel niet hebben, dat wetenschappelijke kennis gaat om vaststaande feiten, maar niets is minder waar. Twijfel is de basis van nieuwe kennis. Het hoort bij de wetenschap. Maar die twijfel moet je niet zomaar uitkramen, die moet je onderbouwen, hard maken. Dan voer je een echte wetenschappelijke discussie. Anders blijft het borrelpraat.

Cecil Janssens is hoogleraar translationele epidemiologie aan Emory University in Atlanta.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *